Peter Klanke
Het behouden van toptalenten voor de regio en een einde maken aan ronselpraktijken. Met deze intenties hebben onlangs elf clubs uit Midden-Brabant hun handtekening gezet onder een convenant. Daarin staat hoe clubs moeten handelen om talenten van andere clubs binnen de regio aan te trekken.
‘Het is een goed signaal. We moeten open willen en durven communiceren’, zegt voorzitter Harold de Baar van Berkel-Enschot over het convenant. ‘Ronselen is niet de bedoeling. We willen ongewenst leuren door ouders die met hun kinderen de clubs afgaan voorkomen. We willen elkaar niet het gevoel geven dat we spelers bij elkaar weghalen.’
Heet hangijzer
Het onderwerp is een heet hangijzer. Het leidde eerder al tot scheve gezichten en onderling onbegrip. Zo werden twee speelsters van Baarle via de achterdeur benaderd. ‘Dat is niet netjes gegaan’, zegt Dennis Stegeman, secretaris van de jongste club binnen de regio.

Duel om de bal tijdens Tilburg JA1-Rotterdam JA1. Foto: Renske van Vugt
‘Ik ben zelf coach van de meiden. Zij zijn wel de betere speelsters van het team, maar zouden na een overstap niet in het eerstelijnsteam komen. Ik denk niet dat ze erbij gebaat zijn als ze naar een andere club gaan om in de MC6 of MC7 te gaan spelen. Dat leidt tot teleurstelling en daar heeft geen enkele club iets aan. Is een speler een enorm talent dan zullen wij hem of haar met trots en met een grote strik afleveren bij een andere club.’
Rechtstreeks benaderen van spelers
Baarle stond niet alleen, ook spelers van Goirle en Hilvarenbeek werden rechtstreeks benaderd door andere clubs. Het werd tijd om aan te bel te trekken en het onderwerp op de agenda van het regio-overleg te zetten. ‘We zijn op onze strepen gaan staan’, zegt Stegeman, die daarmee met Baarle aan de basis lag van het toptalentenconvenant.
Naast Baarle, Goirle en Hilvarenbeek zetten ook de andere clubs uit het regio-overleg Midden-Brabant, Tilburg, Were Di, SHOT, HOCO, DES, Berkel-Enschot, Liberty en Udenhout, hun handtekening onder het akkoord dat moet leiden tot wederzijds vertrouwen en voorkomen van misstanden. De clubs delen sinds 2019 in het regio-overleg al kennis en ervaringen op technisch en organisatorisch vlak.
Wat is een toptalent?
Belangrijk bij het opstellen van de afspraken was het definiëren van toptalent. Want hoe bepaal je nu of een speler, in wie je interesse hebt, wel of geen talent is? Om eindeloze discussies te voorkomen kwamen de clubs tot de volgende omschrijving: een talent is iemand die bij de nieuwe club, die in een hogere klasse speelt, bij de beste zes spelers/speelsters van het betreffende eerste team behoort.

De wedstrijd tussen Deventer JB1 en Tilburg JB1. Foto: Paulien Menzel
Vervolgens wordt in het convenant beschreven hoe zo’n talent moet worden benaderd. Als een club denkt dat een bepaalde speler een meerwaarde is voor het eerstelijnsteam, dan melden ze dit bij de technische commissie van de betreffende club. Deze TC gaat in gesprek met de speler om te vragen hoe hij of zij tegenover een overstap staat. Met de begeleiding van de technische commissie en de mogelijkheid voor een terugkeer naar de oude club – indien het talent tijdens de proeftrainingen niet goed genoeg wordt bevonden – hopen de verenigingen het verloop in goede banen te leiden.
Talenten voor de regio behouden
‘We willen met respect met elkaar omgaan. Het was een soort landjepik. Nu zijn we open en transparant naar elkaar toe en willen we de talenten uit de regio ook in de regio houden’, zegt Marcel van de Rande, voorzitter van Tilburg en in 2019 initiatiefnemer van het regio-overleg.
‘In de voetbalwereld is het gebruikelijk om als clubs samen te werken. Toen ik in de hockeywereld kwam, viel mij op dat iedere club met oogkleppen op bestuurde. Als we ons allemaal om de eigen club bekommeren, dan blijven we concurrenten. We willen dat de sport groter wordt, dat kinderen kiezen voor hockey in plaats van voetbal’, zegt Van de Rande die een verleden heeft als commercieel manager bij voetbalclub Willem II.
Regelmatig om de tafel
De clubs uit de regio praten regelmatig met elkaar. Niet alleen over verschillende samenwerkingsmogelijkheden, maar staan de clubs elkaar ook bij met adviezen zoals bijvoorbeeld op het gebied van vrijwilligers en sponsorwerving. ‘Zo hoeft niet iedere club het wiel opnieuw uit te vinden. Er zijn tien andere clubs die met je mee willen denken’, zegt De Baar.

Meisjes B1 van HOCO tijdens een training. Foto: Orange Pictures/Ron van Dijk
Ook voor praktische zaken kunnen clubs bij elkaar aankloppen. Baarle beschikt pas vanaf maart over een eigen veld, maar sinds de oprichting maakt de club voor wedstrijden op zaterdagen gebruik van de velden van SHOT, dat op die dag veldcapaciteit over heeft. ‘Samen sta je sterk’, zegt Stegeman. ‘Zeker als kleine club kunnen we leren van de grote clubs, omdat wij nog een stuk ervaring missen.’
Elkaar versterken
Inmiddels heeft Gilze-Rijen zich als twaalfde club aangesloten bij het regio-overleg. ‘Ik heb niet het gevoel dat met twaalf clubs het maximum is bereikt’, zegt De Baar. ‘Door een goede agenda met onderwerpen op te stellen, blijft het behapbaar. Het gaat om zenden en ontvangen. De clubs moeten er allemaal wijzer van worden. We zijn allemaal gebaat bij sterke clubs en hebben elkaar nodig een sterke competitie te krijgen. Door het overleg zijn de lijntjes kort. Als er iets is, kunnen we direct contact met elkaar opnemen. Per saldo moet elke club er beter van worden.’
Het bericht Clubs Midden-Brabant maken samen einde aan ronselpraktijken verscheen eerst op Hockey.nl.







